Vluchten vissen voor windmolens?
Hans Slabbekoorn, bioloog aan de Universiteit Leiden, onderzoekt de invloed van geluid op vissen die boven in de waterkolom leven. “Pas de laatste twintig jaar is er veel akoestisch onderzoek bij vissen. Soorten zoals haringen en zeebaars zwemmen vaak grote afstanden en gebruiken geluid daarbij niet alleen om met elkaar te communiceren, maar ook voor hun oriëntatie. Het geluid dat wij mensen sinds de Industriële Revolutie ook in zee maken, kan veel invloed hebben op de ecologie van deze soorten.”
Visverjagers
In het NWA-project onderzoeken promovenda Fien Demuynck en postdoc Jeroen Hubert onder meer welke invloed het geluid heeft dat gepaard gaat met de aanleg van windmolenparken. Slabbekoorn: “Om te zorgen dat pelagische vissoorten zo min mogelijk last hebben van de bouw, zouden ze kunnen worden verjaagd met geluid. Maar dat gebeurt momenteel nog met aangepaste bruinvisverjagers, die relatief lange geluiden maken met veel variatie hoger dan 1000 Hertz. Daar trekken bruinvissen – kleine dolfijnachtigen – wel van weg, maar van zeebaarsen weten we dat zij daar niet op reageren. Dus misschien werkt zo’n bruinvisverjager ook niet bij andere soorten. Of erger nog: misschien worden ze wel door dat geluid aangetrokken.”
Echo’s waarnemen vanaf 30 meter diepte
De komende twee jaar is het plan dat Slabbekoorn en zijn collega’s bij een windmolenpark dat op de Noordzee wordt aangelegd, tests gaan doen met verbeterde visverjagers. “Om een windmolen te plaatsen in de zeebodem, moeten ze heien en dat maakt een enorm kabaal onder water dat schadelijk kan zijn voor vissen die te dichtbij zijn. Wij gaan fish deterrents inzetten in het half uur voor het heien. Tegelijkertijd gebruiken we echosounders op de zeebodem, voor, tijdens, en na het heien, om vanaf 30 meter diepte de aanwezigheid van vissen waar te nemen en de richting waarin een school vissen wegzwemt.” Dit project kijkt specifiek naar soorten die boven in de waterkolom leven bij de bouw, maar ook na het in gebruik nemen van het windmolenpark. Slabbekoorn: “Van benthische – op de bodem levende – vissoorten zoals de kabeljauw zijn al trackdata bekend van hun reactie op seismisch onderzoek vanaf langsvarende schepen en we weten dat ze het op zich naar de zin hebben rondom de pijlers. Dit hangt zeker samen met de aanwezigheid van veel andere zeebodemdieren, zoals krabben, mossels en garnalen. Maar van pelagische soorten zijn die data er nog niet. We verwachten dat zij minder hechten aan de pijlers en waarschijnlijk veel makkelijker uit zichzelf weggaan.”
Haringen in pulse trains
Afgelopen jaar deden de biologen in Zeeland bij Stichting Zeeschelp al een zogeheten bassinstudie met haringen. “Daarin keken we naar de reactie van de haringen op pulse trains”, vertelt Slabbekoorn. “Dat zijn breedbandige geluiden, een beetje zo van ‘prrr’ en ‘prrrrrrrrrrrrrrr’. We zijn benieuwd of variatie in de lengte en het volume van het geluid ook verschillende reacties veroorzaakt. Wij mensen interpreteren harder wordend geluid en steeds sneller op elkaar volgende geluiden als een object, en dus mogelijk gevaar dat dichterbij komt, maar het is nog onbekend of dat voor vissen ook geldt.”
E-DNA en visserij
Om te bevestigen welke vissoorten op de echosounders gezien worden, bij en verder weg van windmolenparken, vergelijken de onderzoekers hun resultaten met andere data. “Een onderdeel van het project is onderzoek aan e-DNA”, aldus Slabbekoorn. E-DNA is environmental DNA: los genetisch materiaal in het water, dat bewijst welke levende soorten op een eerder moment in een gebied zijn geweest. “En daarnaast krijgen we hulp van de pelagische visserij, die ook hun netten zullen uitgooien in de buurt van de echosounders om te kijken welke vissen ze vangen en die wij in beeld krijgen.”
Ecologie & Noordzee
Dit onderzoeksproject is onderdeel van het thematische programma Ecologie & Noordzee van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). Dit programma is gericht op de interactie tussen ecologie en de fysieke aspecten van windparken op het Nederlandse deel van de Noordzee. Via nieuwe inzichten in zowel negatieve als positieve effecten van interactie tussen ecologie en windparken op zee dragen de onderzoeksprojecten bij aan innovaties en gefundeerd beleid voor de verdere ontwikkeling en opschaling van windenergie op zee. De consortia werken inter- en transdisciplinair met betrokkenheid van de gehele kennisketen.